Molenaar na periodewinst: ‘Smaakt naar meer’

  • vrijdag, 25 sep 2015
  • Leestijd: 2 minuten
  • Bron: FC Volendam

Door: Sonny Sier

Luidkeels werd hij door de fanatieke aanhang op de Pé Mühren-tribune toegezongen. De eerste Bronzen Stier in de nog prille trainersloopbaan van Robert Molenaar bij FC Volendam is een feit. De Zaandammer blijft er na afloop van de 3-1 zege tegen Almere City FC koeltjes onder. ,,De periodetitel voelt als een bekroning op de eerste seizoenhelft. Niet meer dan dat.”

Molenaar zag zijn ploeg uitstekend beginnen aan de wedstrijd. ,,In mijn ogen de beste helft van het seizoen. Over linker- en rechterkant van het veld stichtten we gevaar en waren de bovenliggende partij. Almere City kwam er niet aan de pas.” Wel werd zijn ploeg enigszins geholpen door de assistent-scheidsrechter, die twee doelpunten Almere City afkeurde. ,,In mijn ogen was dat terecht. En telkens wanneer de goal van Almere werd afgekeurd, maakten wij even later aan de overkant een geldige treffer. De credits gaan naar de grensrechter.” Bert Steltenpool evenaarde de prestatie van de vorige thuiswedstrijd – tegen Jong PSV – door voor een hattrick aan te tekenen: 3-0.

Minder content was de oefenmeester over de tweede helft, waarin de Almeerders een kwartier voor tijd de 3-1 maakten. ,,Hoe lovend ik over de eerste helft kan zijn, zo kritisch kan ik zijn over de tweede. Wij traden niet altijd even sterk op. De spelers deden gekke dingen zonder dat daar aanleiding voor was. En wanneer tegenstanders lucht krijgen dat er wat te halen valt, dan gaan zij stormen. Gelukkig hielden we de marge op twee. Maakt Almere de aansluitingstreffer, dan kan er van alles gebeuren.”

De Volendammers hielden stand en mochten na afloop de champagneflessen ontkurken. Molenaar: ,,Na zo’n avond als deze heeft het geen pas om in te gaan op dingen die beter moeten. Natuurlijk zijn er kritische noten te kraken, maar iedere speler weet van zichzelf wat er niet goed ging. Deze goede serie smaakt naar meer. Maar dat neemt niet weg dat we deze prijs best even mogen vieren.”