In beeld: Wim Jonk

  • dinsdag, 31 dec 2019
  • Leestijd: 11 minuten
  • Bron: FC Volendam

FC Volendam is bezig aan een tot dusver succesvol seizoen in de Keuken Kampioen Divisie. Niet alleen de resultaten zijn goed, er is daarnaast veel waardering voor het vertoonde spel. Het succes mag voor een groot deel worden toegeschreven aan de groep van Wim Jonk, die voor dit seizoen als trainer werd aangesteld. Onze media partner ProShots sprak met de 49-voudig international over zijn carrière.

VOLENDAM

Ik maakte in 1986 mijn debuut voor FC Volendam in een vriendschappelijke wedstrijd tegen Always Forward in Hoorn. FC Volendam speelde toen ook in de Eerste Divisie. We hadden een leuk team met jongens als Steve van Dorpel en Gert-Jan Duif in de aanval. Ik werd dat jaar clubtopscorer met 24 doelpunten. Onder leiding van trainer Jan Brouwer promoveerden wij naar de Eredivisie. Daar speelden we geweldige wedstrijden. Bijvoorbeeld de memorabele thuis-wedstrijd tegen Roda JC, die we met 5-4 wonnen. Ik kwam later in dat seizoen helaas op de bank terecht en moest regelmatig met Jong Volendam mee doen. Ik merkte dat ik niet meer in de plannen van de trainer voorkwam en dat voelde uiteraard vervelend. Ik wilde dat niet zo maar laten gebeuren en trainde daarom extra voor mijzelf op punten waar ik mij kon verbeteren. Zoals mijn passing en schieten. Mijn inspanningen werden beloond. Bobby Haarms was mijn trainer bij Jong Volendam. Haarms werd door Johan Cruyff terug gehaald naar Ajax. En nadat hij mij met FC Volendam op het Blauw Wit Pinkstertoernooi had zien spelen, kon ik de overstap naar Ajax maken.

Nu ik zelf trainer ben, probeer ik de ervaring van toen over te brengen op mijn spelers. Als je werkt aan je minder punten en focus houdt op zaken waar je zelf invloed op hebt, komen er vanzelf weer kansen. Maar je moet dan dus wel bereid zijn in jezelf te investeren. Stilstand is achteruitgang.

AJAX

Hoewel Johan Cruyff mij dus naar Ajax haalde, heb ik hem zelf nooit als trainer gehad omdat Barcelona hem inmiddels had gecontracteerd. Mijn eerste trainer was Kurt Linder. Dat duurde niet lang, want daarna kwamen Barry Hulshof en Spitz Kohn, totdat Leo Beenhakker het roer overnam. Ik moest wennen aan het ritme. De overgang naar Ajax was een hele stap. Maar omdat je betere voetballers om je heen hebt, ontwikkel je je snel. Ik had met veel concurrentie te maken. Jongens als Jan Wouters, Ronald de Boer, Ron Willems en Dennis Bergkamp speelden op posities waar ik goed uit de voeten kwam. Het was vaak stuivertje wisselen in de basisopstelling. Soms had je dan geluk nodig dat Jan Wouters iemand nog een elleboogje gaf, waardoor hij weer voor een wedstrijdje of vier geschorst werd. Onder Leo Beenhakker werden we kampioen, maar dat werd nog heel spannend. In de voorlaatste wedstrijd, thuis tegen Roda JC, kwamen we met 0-2 achter. Ik zat op de bank en 20 minuten voor tijd  kwamen Ron Willems en ik samen het veld in. 

Ik maakte de aansluitingstreffer, Willems de 2-2 vlak voor tijd. De Meer ontplofte en een week later werden we kampioen in Nijmegen uit bij NEC. Ik vond Beenhakker een goede trainer, met veel variatie in zijn oefenstof. De oefeningen schreef ik soms op. Toen al. Je weet nooit waar het later goed voor is. Leo was een uitstekende ‘peoples manager’. Hij had gevoel voor humor, maar wist ook de juiste hiërarchie in de groep te bewaren. Maar ik speelde niet altijd en ik stond op het punt om weg te gaan. Toen kwam Louis van Gaal bij me. Hij was nog de assistent van Beenhakker. “Als ik trainer ben van het eerste elftal speel jij altijd”, zei Louis. Ik weet niet of het toen al speelde, maar feit is dat Beenhakker naar Real Madrid vertrok en van Gaal het stokje overnam. 

Van Gaal bereidde ons altijd goed voor op de tegenstander. In die tijd keken we veel video, ook in de bus als we naar een uitwedstrijd gingen. Hij wilde vooral dat wij als spelers nadachten over wat we deden. Dat stimuleerde hij constant. Een rondo lijkt vaak maar wat ‘spielerei’, maar niet bij hem. Ik kon goed met Louis overweg, maar toch vond ik het onbegrijpelijk dat hij mij wisselde in de bekerfinale tegen Heerenveen (1993 red.). Ik werd nooit gewisseld! We stonden met 2-1 of 3-1 voor en kregen daardoor steeds meer ruimte. Kat in het bakkie toch ? Ik was echt ‘pissed off’en vond niet dat ik dat verdiende. Het was ook nog eens mijn laatste wedstrijd  voor Ajax. De transfer naar Inter was al rond. Maar goed, de dag na de wedstrijd hebben we dat uitgesproken. Maar je ziet het, na al die jaren is het mij nog bij gebleven.

INTER MILAN

Mijn eerste gesprek met Inter was al in november 1992. Voor Dennis Bergkamp bestond nog meer belangstelling. Hij kon uit meerdere clubs kiezen. Ik was er wel uit met Inter, maar veel mensen denken dat het een soort ‘package deal’ was. Wim Jonk en Dennis Bergkamp: “twee voor de prijs van één”. Dat was dus niet zo. Dennis was al ver met Juventus, maar die kwamen hun afspraken niet na. Inter heeft daar handig gebruik van gemaakt. Inter wilde aanvallender voetbal spelen, maar je hebt wel te maken met typisch Italiaanse trainers. De eerste was Osvaldo Bagnoli, daarna heb ik er nog twee gehad. Wij wonnen dat eerste seizoen wel meteen de UEFA Cup door in de finale Casino Salzburg te verslaan. Dennis en ik namen, geloof ik, 80% van de goals voor onze rekening. 

Hoewel ik uiteraard veel contact met Dennis had, ging ik buiten het veld ook met andere spelers om, zoals met keeper Walter Zenga, Guiseppe Bergomi en Riccardo Ferri. Ferri wa mijn buurman. We reden samen naar de training. Inter is een prachtige club met veel verschillende fanclubs, tot in Zwitserland aan toe. Dan moest je met twee spelers op zo’n avond verschijnen en kwam je in een sporthal uit. Bommetje vol!  Laatst nog kwam hier een supporter van zo’n fanclub naar een thuiswedstrijd van FC Volendam. Speciaal om een cadeautje te brengen als dank voor mijn jaren bij de club. Mooi toch?

PSV EN SHEFFIELD WEDNESDAY 

Ik had nog een doorlopend contract bij Inter en had daar gewoon kunnen blijven. Maar ik speelde niet alles en dat had ook z’n weerslag bij het Nederlands Elftal. Ik miste het EK ‘96 in Engeland en dat deed ontzettend veel pijn. Ik was topfit. PSV zag ik als een enorme uitdaging. De club stond aan het begin van een nieuw tijdperk en ik kon daar onderdeel van uitmaken. Dick Advocaat stond aan het roer en met jongens als Philip Cocu, Jaap Stam , Boudewijn Zenden, Luc Nilis en Arthur Numan stond er wel moois te gebeuren. In de Champions League hadden wij een mooie poule met Barcelona, Dynamo Kiev en Newcastle United. Vergeet niet dat in die tijd alleen de nummer 1 over ging naar de volgende ronde. Mooie wedstrijden en ik vermoed dat het ook voor Advocaat één van zijn mooiste ervaringen moet zijn geweest. Alles bij elkaar was de sportieve uitdaging, in combinatie met het in de kijker spelen voor Oranje, de reden om terug te gaan naar Nederland.

In de zomer van 1998 ontstond er een leegloop bij PSV. Boudewijn Zenden ging weg, Arthur Numan vertrok en Jaap Stam tekende bij Manchester United. Harry van Raay probeerde me nog wel te overtuigen en samen met Rob Janssen (zaakwaarnemer red.) kwam het tot een gesprek. Hij wilde rond Luc Nilis en mijn persoon een nieuw elftal bouwen. Bovendien diende zich een nieuwe talent aan. Ruud van Nistelrooy. Maar ik wilde altijd nog een keer in Engeland spelen. Het had ook Nottingham Forest kunnen worden, waar Pierre van Hooijdonk op dat moment ook speelde. Ik ging echter naar Sheffield Wednesday. In eerste instantie dacht ik “Sheffield”? Maar toen ik daar eenmaal kwam en dat prachtige oude stadion zag met die geweldige grasmat, was ik om.  Ik werd gehaald door Danny Wilson, de trainer, die mij vertelde een fan van mij te zijn. “You’re my passing player”, zei hij. Dat was dus mijn opdracht.

NEDERLANDS ELFTAL

Oranje was voor mij een beetje ‘vallen en opstaan’. Het WK ‘94 in Amerika heb ik gespeeld onder Dick Advocaat. Ik scoorde twee keer op het toernooi. Eenmaal tegen Saudi Arabië en eenmaal tegen Ierland. Die goal tegen Ierland dankte ik wel een beetje aan Pat Bonner, de keeper van de Ieren. Hij liet mijn schot van grote afstand door zijn handen glippen. In Amerika was het bloedheet met temperaturen boven de 40 graden. Twee jaar later miste ik dus het EK ‘96 in Engeland onder Guus Hiddink. Maar in 1998 nam dezelfde Hiddink me wel mee naar Frankrijk voor het WK. Weer twee jaar later liet Frank Rijkaard mij helaas links liggen voor het EK hier in Nederland. Je ziet het: wel niet, wel niet. Met Rijkaard kan ik overigens prima overweg hoor. Nog steeds spreken we elkaar en dan doen we een bakkie koffie en praten we lekker over voetbal. Ik bleef steken op 49 interlands. die 50ste had ik graag willen halen tijdens een oefentrip naar Brazilië. Er stonden twee wedstrijden tegen Brazilië op de planning, maar helaas kwam ik niet aan spelen toe.

TRAINERSCHAP

Toen ik voetbalde had ik altijd al het idee dat ik er later iets mee wilde doen. Ik deed samen met Pier Tol en Arnold Mühren de trainerscursussen TC1 en TC2. In eerste instantie nam ik een bestuursfunctie aan in de voetballerij. Dat was in 2002 bij FC Volendam. Alles op technisch vlak lag op mijn bord, maar ik nam ook de tijd om op het veld te staan en jongens als Kees Kwakman en Jack Tuyp individuele training te geven. 

Toen Jan Olde Riekerink en Piet Keizer zich een paar jaar later meldden om bij Ajax wat te gaan doen in de jeugdopleiding, heb ik gezegd “laat mij eerst maar eens in dek keuken kijken”. Pas toen Johan Cruyff zich er later mee ging bemoeien, werd ik door hem als Hoofd Opleidingen naar voren geschoven.

Bij elke club heb je wel een vijfde colonne en bij Ajax zijn die krachten misschien wat sterker. Je krijgt dan ook te maken met rancune. Er bestaat een beeld dat Johan en ik al sinds jaar en dag een hechte samenwerking hadden. Dat is echter pas op de Toekomst zo ontstaan. Inmiddels ben ik trainer van FC Volendam. Met het winnen van de 2e periode zijn we goed op weg. Deze lijn moeten we vasthouden en dan kan 2020 een mooi jaar worden.

 

Met dank aan ProShots